Kwaliteit van onderwijs

Hoe bepaal je de kwaliteit van een school? Zijn dat de toetsresultaten? Of is het de tevredenheid van leerlingen, ouders, leerkrachten? Misschien het aantal verwijzingen van kinderen met complexe onderwijsbehoeften? Of kijken we naar de lessen van de leerkrachten? Hun voorbereiding, hun manier van instructie, hun aandacht voor verschillen tussen leerlingen, hun liefde voor het vak? Of gaat het om het gebouw met de voorzieningen? Moeten financiën dik in orde zijn en zijn alle plannen en protocollen up to date? Is er een schoolplan, een jaarverslag en een mooie website aanwezig? Hoe bevlogen zijn de leerkrachten? Wat is het pedagogisch klimaat?

Volgens mij wordt kwaliteit bepaald door een aantal factoren en die wisselen per school, per streek, per dorp of stad, per buurt, per klas, per kind. Bij het ene kind gaat het puur om cognitieve ontwikkeling terwijl voor een ander de sociaal-emotionele of creatieve ontwikkeling de kwaliteitsfactor is. Je kunt niet alle scholen meten met hetzelfde instrument…….
Als we dat blijven doen zoals we nu doen, neemt de diversiteit in scholen verder af en ontstaat eenheidsworst. Het doet me denken aan al die winkelcentra in Nederland. Waar je ook komt, ik zie overal dezelfde neonletters en dezelfde etalages en dezelfde aanbiedingen.

Als we als samenleving onze controle-behoefte los kunnen laten en de klanten van de school (ouders en leerlingen) de kans geven om te bepalen welke kwaliteit voor hen nodig is, zou dat enorme winst zijn! Mensen zijn heel goed in staat om zelf te bepalen wat een goede (kwaliteits) school is voor hun zoon of dochter.

Als directeur van een basisschool in een kleine stad in een bepaalde wijk, leerde ik dat ouders wilden dat de school een plek was waar kinderen graag naar toe gingen, waar ze zich breed ontwikkelden, waar ze zelfbewust leerden zijn, waar ze leerden met elkaar rekening te houden, waar ze plezier hadden. Kortom, een plek waar ze een gelukkige tijd hadden.
Dat is wat ouders in de buurt van mijn school voor hun kinderen wensten. De CITO-score was geen issue omdat deze ouders wisten waar de school voor stond en wat dat hun kind ging opleveren. En dat was hen meer waard dan een drie-cijferig getal.
Gevolg en bewijs was een groeiend leerlingaantal tegen een krimpend cijfer in de stad.

Het is een calvinistisch trekje in ons om scholen te willen beheersen. De staat betaalt dus de staat bepaalt, is het uitgangspunt. Is gek……. want de staat, de samenleving, dat zijn wij.
Maar zo gauw mensen uit de samenleving ‘het voor het zeggen’ krijgen, weten ze klaarblijkelijk beter dan de anderen, het volk, wat goed is voor die samenleving.

Loslaten

Laat los!

Scholen garanderen hun bestaansrecht als ze leveren waar de mensen behoefte aan hebben. Scholen kunnen succesvol zijn door hoge opbrengsten, door de brede ontwikkeling die ze kinderen bieden, door de individuele aanpak, door de zelfstandigheid die ze stimuleren, door de saamhorigheid van de groep, door het buiten de school leren, etc.
De school die niet aansluit bij de behoeften van de samenleving, verdwijnt. Zo simpel is het. Maar dan moeten we het huidige systeem wel loslaten…..

Ouders mogen met hun kinderbijslag en hun opvoeding doen wat ze willen, waarom dan niet met het onderwijs voor hun kind?

Reactie Margreet:

Ben het roerend met u eens, alleen “calvinistisch trekje”? Ik zie het veel meer als socialistisch trekje. Juist een calvinist als Kuiper was van harte voorstander van bv thuisonderwijs … Het PvdA heeft er juist voor gezorgd dat dit niet zonder meer meer kan (in 1969): In 1969 is de huidige leerplichtwet aangenomen. In het ontwerp van deze wet werd bovengenoemd punt als vrijstellingsgrond gehandhaafd in artikel 5a: ouders waren vrijgesteld van de plicht tot inschrijving ‘indien zij het kind voldoende huisonderwijs geven of laten geven’. Door een amendement van de PvdA werd dit lid uit artikel 5 geschrapt; volgens de indieners van het amendement, omdat huisonderwijs niet in het belang van het kind en, naar hun zeggen, uit de tijd was. Eén en ander werd níet door de indieners onderbouwd; de rapporten van de Onderwijsinspectie spraken de veronderstelling van de heren indieners tegen, er was nooit enige aanleiding tot zorg geweest in alle gevallen van thuisonderwijs die geïnspecteerd waren, aldus toenmalig staatssecretaris van Onderwijs J.H. Grosheide (ARP). Grosheide wilde niet instemmen met het amendement.